Wanneer is een kantoor echt ‘druk’?
Hoe druk een kantoor voelt, hangt niet alleen af van het aantal mensen dat aanwezig is. Tijdens de kennissessie van het CFPB Jaarcongres verkenden onderzoekers Monique Arkesteijn (TU Delft) en Gijs Brouwers (CFPB) samen met deelnemers hoe de beleving van bezetting ontstaat en wat organisaties kunnen doen om deze te verbeteren.
De kameel van de week
Veel van ons herkennen het: op dinsdag en donderdag is het druk, op woensdag en vrijdag opvallend rustig. Dat patroon zie je bij veel organisaties. Onderzoek van Campus NL laat echter zien dat er in de praktijk vier verschillende bezettingspatronen bestaan, met een piek op één, twee, drie of vier dagen per week.
Het vaak-voorkomende di-do-patroon - ook wel de ‘kameel van de week’ genoemd - beïnvloedt niet alleen de bezettingsgraad, maar ook hoe effectief en aangenaam het kantoor wordt ervaren. Een lage bezetting kan namelijk net zo storend zijn als een hoge. Sterker nog: soms voelen medewerkers zich prettiger in een drukkere omgeving dan in een bijna lege. Lege verdiepingen kunnen onveilig of ongezellig aanvoelen, terwijl overvolle zones juist onrust veroorzaken.
“Een kantoor is pas echt druk als je niet kan werken waar je wilt.”
Wat organisaties nu doen
Deelnemers deelden uiteenlopende praktijken hoe binnen organisatie met bezetting en beleving wordt omgegaan: van dashboards en reserveringssystemen tot teamafspraken over spreiding. Veel organisaties experimenteren met nudging en duidelijke kaders ('Hoe werken we samen?’). Een constante is dat bezettingen door veel organisaties structureel worden gemeten. Ook het gesprek over beleving krijgt meer aandacht, al is structurele verankering (via vragenlijsten, gesprekken en terugkoppeling) nog zeldzaam.
Deelnemers waren het over het algemeen eens over drie punten:
- Meten met doel: data zonder duidelijk doel leiden zelden tot verandering.
- Beleving meenemen: besluitvorming moet niet alleen gaan over bezetting, maar ook over ervaring gaan.
- Eenvoud en besluitvorming: er is behoefte aan een eenuidige methodiek om bezetting en beleving te meten en hierop te kunnen acteren.
Vijf tips voor een aangenaam bezet kantoor
1. Definieer het doel van meten
Bepaal eerst waarom je de bezetting meet: gaat het om vastgoedoptimalisatie, teamspreiding of werkbeleving? Een helder doel voorkomt dat data in de la belanden.
2. Combineer data met beleving
Voeg aan kwantitatieve metingen (zoals tellingen of sensordata) een kwalitatieve laag toe. Denk aan korte surveys, gesprekken of observaties over hoe medewerkers de bezetting op een bepaald moment ervaren.
3. Ontwerp op variatie
Zorg voor verschillende typen plekken: zones voor concentratie, samenwerking en ontmoeting. Dit luistert nauw blijkt. Speel met zichtlijnen, akoestiek en nabijheid om de perceptie van ‘drukte’ te sturen, Naast de layout is ook de wijze waarop het kantoor gebruikt wordt bepalend: het gedrag.
4. Stimuleer sociaal ritme
Teams kiezen vaak dezelfde kantoordagen. Gebruik bteamafspraken, roosters of lichte ‘nudges’ om de week evenwichtiger te spreiden als er grote verschillen zijn tussen de dagen. Maak aanwezigheid betekenisvol door ontmoetingen of activiteiten te plannen.
5. Maak beleving cyclisch onderdeel van beleid
Veranker het gesprek over beleving in de organisatie: vraag regelmatig feedback, deel resultaten en vertaal die in concrete verbeteracties. Zo kun je sturen op beleving en op bezetting.
Meer artikelen
Naar artikelen overzicht Naar thema “De plaats van werk” Naar thema “De organisatie van werk”