Center for People and Buildings

U bent hier: >>>>De academische werkplek

Academische werkplek

Er is een aantal algemene trends waar te nemen in de academische wereld: Onderwijs en onderzoek ondergaan veranderingen. Onderzoeksfinanciering staat toenemend onder druk en er ontstaan steeds meer bedrijvencentra en early start-ups. Onderwijsmethoden en strategieën  als internationalisering ontwikkelen zich of ondergaan groot onderhoud; Welke condities maken studeren of werken aantrekkelijk? Welke onderwijshuisvesting of vormen van ondersteuning horen hierbij?

Centrale sturing versus autonomie

Faculteiten tonen vaak initiatief, zelf ontwikkelend vermogen en vormen van autonomie. Facilitaire/vastgoed diensten zoeken interne samenwerking en definiëren voor zichzelf nieuwe rollen en verantwoordelijkheden. Een sturingsmodel als de regieorganisatie is “in”.

Er is een voortgaande zoektocht naar kennis en sturingsinstrumentarium over effectief werken en efficiënte inzet van bedrijfsmiddelen. Implementatie van nieuwe werkomgevingen gaat langzaam. Het lijkt gemakkelijker om een wetenschapper een lager inkomen voor te stellen dan hem zijn eigen kamer te ontnemen. Nieuw ontwerpoplossingen zijn nodig die tegemoet komen aan wat van belang is.

Er is een relatief grote ‘leegstand’ op werkplekken (figuur 1): Gemiddeld is 58% van de werkplekken geheel onbezet, maar wel iemands ‘eigendom’. Daarnaast wordt de rol van hiërarchie veelal gewoon gevonden en is in de historie gegroeid, maar dan moet er wel voor iedereen een goede werkzame en ARBO-verantwoorde werkplek zijn.

 
Figuur 1: Vergelijking gemiddelde bezettingen werkplekken overheidskantoren en universitaire kantooromgevingen

Balanceren tussen verschillende wensen en belangen

De vraag is hoe de aspecten die medewerkers belangrijk vinden (een functionele en comfortabele werkplek, voldoende concentratiemogelijkheden, maar ook interactiemogelijkheden met studenten en collega’s) en die spanning opleveren met de belangen van de universiteit (besparen van m², efficiënter werken) als totaal van nieuwe acceptabele oplossingen worden voorzien. Denk aan het aantrekken en behouden van de beste onderzoekers/talent en anderzijds het omgaan met minder financiële middelen en de wens voor efficiënter ruimtegebruik. Waar ligt de balans tussen efficiënt ruimtegebruik en efficiënt en effectief kunnen werken? Wiens belang weegt daar zwaarder in? En waar ligt de balans tussen het tevreden houden van de huidige groep medewerkers en het aantrekken van jong talent? Of liggen de verschillen in behoeften minder ver uit elkaar dan gedacht wordt?

Daarnaast komt er steeds meer aandacht voor de labruimten in de wetenschappelijke werkomgeving. Dit maakt dat huisvestingsvraagstukken ingewikkelder worden. Moet je nu oog hebben voor functionaliteit van het werk of voor de heterogeniteit van de onderzoeksgroep?

Het spel tussen ondersteunende diensten en faculteiten wordt gespeeld met verschillende tactieken: over de band van inhoud, via goed overleg op basis van wederzijds belangen of desnoods via machtsmiddelen en pressie. Over de noodzaak gezamenlijk en opnieuw te leren denken over en te kijken naar efficiënt ruimtegebruik is veel te zeggen.

Niet SMART genoeg

Principes van Anders Werken en ook algemene psychologische behoeften hebben eronder te lijden dat ze zeer beperkt uitgewerkt worden tot op een SMART niveau. Dat heeft tot gevolg dat programma’s van eisen niet specifiek genoeg zijn om de juiste ontwerpoplossingen aan te bieden. Een ander gedachte is dat interieurarchitecten te weinig kennis van omgevingspsychologie hebben om tot een voor de menselijke maat aanvaardbaar ontwerp te komen. Hierdoor ontbreekt het in de wetenschappelijk omgeving aan goede referentieprojecten.

PUBLICATIES