Center for People and Buildings

U bent hier: >>>Cruiseschepen en kantoren - column nr. 2

Cruiseschepen en kantoren - column nr. 2

18 december 2020

Grenzen verleggen

Langs de Nieuwe Maas in Schiedam kan coronaproof worden gefitnesst. (Foto Walter Herfst NRC 17 oktober 2020)

Grenzen zijn er net als regels om aan te passen, te verschuiven en te laten vervagen. Met de lockdown als gevolg van corona hebben we andere regels; mondkapjes, anderhalve meter afstand houden en thuiswerken hebben hun intrede gedaan. En we zien grenzen verschuiven, bijvoorbeeld de grens tussen openbaar en privé. Aan de ene kant zijn we meer op onszelf aangewezen. Maar tegelijkertijd laten we via beeldbellen/beeldvergaderen al onze collega’s toe in ons huis. Zij zien de kat door het beeld springen en krijgen een blik op het interieur, ons zeer private domein.

Bij aangenaam weer is er ook een tegenovergestelde beweging, een trek naar buiten. De openbare buitenruimte wordt massaal gebruikt om elkaar te ontmoeten, om de sportles te volgen en dergelijke. Activiteiten die voorheen achter gesloten deuren plaatsvonden vinden nu in volledige openbaarheid plaats. Buiten is het nieuwe binnen geworden. Aan tuinartikelen is nog nooit zoveel geld uitgegeven als dit jaar. Het belang van buiten neemt toe en hiermee verschuift de grens openbaar-privé.

En omdat we thuiswerken raken werk- en privétijd meer verweven gedurende de dag en de week. Vaak leidt dat tot tevredenheid. Uit de voorlopige cijfers van ons onderzoek We Werken Thuis[1] komt bijvoorbeeld naar voren dat een meerderheid van de respondenten van mening is dat er sprake is van een goede scheiding tussen werk en privé. Voor een minderheid overigens niet. Een flinke meerderheid geeft bovendien aan in de toekomst grote kansen te zien voor een mix van kantoor- en thuiswerk.

Eens gaan de deuren van het kantoor weer open. Wat we verwachten we dan van het kantoor? Wat gaan we daar doen? Hoeveel gaan we nog van die plek gebruik maken en waarvoor?

Deze week kondigde ABNAMRO aan hun hoofdkantoor aan de Zuid-as in Amsterdam te verlaten.

Deels veroorzaakt door corona, deels door de verwachting dat we meer thuis gaan werken. Hoogleraar Financiële Geografie Ewald Engelen (Universiteit van Amsterdam) ziet in de teloorgang van de Zuidas een wijze les. In het Parool[2] geeft hij aan “Hou nu eens op dit soort ontwikkelingen altijd groots aan te pakken. Doe het kleiner, hou rekening met de onvoorspelbaarheid van de economie”.

Er zal gehele dan wel gedeeltelijke leegstand – of eigenlijk nog meer leegstand – ontstaan, want de kantoren hadden al niet een al te hoge benutting. Nu wil de vastgoedwereld en masse woningen gaan maken van kantoorkolossen. En daarbij gaat het dan vooral om de kantoren die toch al niet al te best rendeerden, althans zo concludeert de Britse krant The Guardian begin december. Dat hebben we eerder gehoord. Bij de winkels (en dan natuurlijk de leegstaande winkels woningen in de toch al troosteloze winkelcentra) wordt onder andere door Colliers International onderzocht hoe deze omgebouwd kunnen worden tot woningen. Het gevaar bestaat dat het ene afvoerputje vervangen wordt door een volgend afvoerputje. De transformatie heeft vooral betrekking op de kwalitatief mindere gebieden, waardoor wederom kwalitatief mindere oplossingen gemaakt worden. Deel van het probleem is volgens mij dat het transformatievraagstuk vooral wordt gedefinieerd als bouwopgave in plaats van een maatschappelijk vraagstuk.

In het essay “Open the black box”[3] wordt aangegeven dat we in de zogenoemde ‘Doughnut Economy’ – een term van de Britse econoom Kate Raworth – ruimte moeten geven aan ontwikkelingen die waarde behouden en groeien op basis van wederkerigheid. Als belangrijk element is het beschikken over een domein met gedeelde goederen, beheerd en onderhouden door een gemeenschap die zich organiseert aan de hand van gezamenlijke bepaalde regels, de zgn. commons . Het artikel is bedoeld voor de digitale omgeving  (het idee van open source en open kennis) maar het zou even goed gericht kunnen zijn op de fysieke omgeving. Sterker nog daar komt het idee van de commons vandaan: als land, een gezamenlijk gedeeld goed, dat door de gemeenschap onderhouden werd. Later bijvoorbeeld in de vorm van woningbouw coöperatieven en coöperatieve banken. De commons als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Mijn vader, architect Frank van Klingeren, sprak in zijn tijd (ca. 1970)  over “ontklonteren”, het slechten van de verzuiling en het terugbrengen van gemeenschappelijkheid. Ontklonteren en het slechten van grenzen zoals die tussen openbaar en privé is ook een manier om mogelijkheden om ontmoeting en openbaarheid te creëren. Uiteraard in een tijd dat de maakbaarheidsgedachte hoogtij vierde.

De ideale toestand van het skeletplan Agora Lelystad 1969: permanent in verbouwing (arch. F. van Klingeren overgenomen uit Hinder en Ontklontering)

De gedachten erachter zijn wellicht voor nu te idealistisch, alhoewel in “Open the black box” ook wordt aangegeven dat de aantrekkingskracht van de commons boven andere organisatievormen uitstijgt doordat het dichter bij huis is, en daarmee persoonlijker, minder abstract, minder globaal is en dan de black box waarover je niks te zeggen hebt. Het sluit naadloos aan bij het ontklonteren en het spelen met openbaar en privé. Is de tijd daar nu rijp voor?

Nora van Klingeren, 15 december 2020

 

[1] In samenwerking met Aestate Ontrafelexperts, TU Delft en TU Eindhoven